Spelregels voor schaken
Schaken is een bordspel dat wordt gespeeld op een bord van 8 bij 8. De horizontale rijen worden aangegeven met nummers van 1 tot en met 8. De verticale rijen worden aangegeven met letters van het Latijnse alfabet.
Doel van het spel — de koning van de tegenstander schaak zetten, zonder hem de kans te geven om uit de situatie te komen. In dit geval krijgt de speler een "schaakmat" en wordt hij verslagen.
Spelvoortgang
Beide deelnemers in de set hebben de volgende soorten figuren die alleen verschillen in kleur (wit en zwart):
- De koning wordt verplaatst naar het dichtstbijzijnde veld in drie richtingen: verticaal, horizontaal en diagonaal. Het geval waarin de koning wordt aangevallen door een figuur van de tegenstander, wordt "schaak" genoemd.
- De koningin wordt in dezelfde richting verplaatst (verticaal, diagonaal, horizontaal) als de koning, maar op om het even welke afstand.
- Twee torens kunnen ook op om het even welke afstand worden verplaatst, maar alleen in twee richtingen: verticaal en horizontaal.
- Twee bisschoppen kunnen zich op elke afstand verplaatsen, maar alleen diagonaal.
- Twee paarden bewegen zich als volgt: twee vakken naar links of rechts en één vak naar omhoog of omlaag, of twee omhoog of omlaag en één vak naar links of rechts.
- Het traject van deze figuur lijkt op de letter "L". Het enige schaakstuk dat over andere stukken kan springen die het belemmeren, is het paard.
- Acht pionnen gaan alleen vooruit, dat wil zeggen één vak verticaal vooruit zonder het schaakstuk van de tegenstander te nemen, en één vak vooruit-links of vooruit-rechts diagonaal met nemen. Wanneer een pion de laatste horizontale rij bereikt, wordt hij vervangen door een ander schaakstuk van dezelfde kleur, behalve de koning.
- Alle schaakstukken, met uitzondering van de paarden, worden in een rechte lijn op het schaakbord verplaatst.
Finale
Een speler wordt beschouwd als de winnaar als hij de tegenstander "schaakmat" heeft gezet.
Het spel eindigt in gelijkspel als er een patstelling is, dat wil zeggen dat de speler geen opties heeft om een zet te doen, maar tegelijkertijd staat zijn koning niet schaak.
×